Ons koloniale verleden en ons morele kompas

Hoe vaak lezen wij, Nederlanders, anderen de les en hoe vaak steken wij de hand in eigen boezem?

Wij, Nederlanders, hebben zo vaak een mening over andere landen of bevolkingsgroepen, terwijl wij zelf een gewelddadig koloniaal verleden hebben, met macht en geld als belangrijkste drijfveren.

Deze pagina bevat een korte beschrijving van de meest bekende periodes uit ons koloniale verleden.


1600-1815: Nederlands-Guiana
Nederlands-Guiana (of Nederlands-Guyana) was een verzamelnaam voor de Nederlandse koloniën op de kust van Guyana (de kust van de Orinoco tot de Amazone, bijgenaamd de Wilde Kust). Deze koloniën waren van oost naar west: Cayenne, Suriname, Berbice, Demerary, Essequebo, Pomeroon. De koloniën hadden verschillende eigenaren. Essequebo en Demerary werden door de West-Indische Compagnie (WIC) bestuurd; Berbice door de Sociëteit van Berbice; Suriname door de Sociëteit van Suriname. Ook het tegenwoordige Frans-Guyana werd van 1660 tot 1664 door Nederlanders bestuurd (Cayenne), en opnieuw van 1676 tot 1677 tijdens de Hollandse Oorlog. In 1815 kwamen alle kolonies behalve Suriname in Britse handen.

1634-1954: Nederlandse Antillen
De Nederlandse Antillen werden aan het eind van de 15e eeuw ontdekt door Alonso de Ojeda en in 1634 door de West-Indische Compagnie op de Spanjaarden veroverd. In de loop der tijden zijn de eilanden enige malen in handen geweest van andere Europese mogendheden. Vanaf 1854 werd het gebied Curaçao en Onderhorigheden genoemd als kolonie onder het Koninkrijk der Nederlanden. Op 15 december 1954 kwam aan de koloniale status een eind.

1667-1954: Suriname
Suriname was van 1667 tot 1954 een Nederlandse kolonie in Guyana. In 1954 werd Suriname een autonoom land binnen het Koninkrijk der Nederlanden, tot het in 1975 onafhankelijk werd als de Republiek Suriname.

1816-1949: Nederlands-Indië
Nederlands-Indië was vanaf 1816 de officieel gebruikte benaming voor de kolonie van Nederland die uiteindelijk het huidige Indonesië omvatte. Nederland bouwde na de 2e wereldoorlog tot midden 1947 een troepenmacht op van bijna tweehonderdduizend man. De Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog kenmerkte zich door het extreme geweld van Nederlandse zijde en kostte honderdduizenden burgers, tienduizenden republikeinse en een paar duizend Nederlandse militairen het leven.

1949 tot 1962: Nederlands-Nieuw-Guinea
Voor 1949 maakte het deel uit van Nederlands-Indië, maar bij de overdracht van de soevereiniteit aan Indonesië behield Nederland Nieuw-Guinea. Enerzijds wilde men Nieuw-Guinea gebruiken als Nederlandse invloedssfeer in de regio; anderzijds wilde men door Nieuw-Guinea te "ontwikkelen" en de Papoea-bevolking te emanciperen bewijzen dat Nederland als koloniale mogendheid niet had gefaald. Indonesië eiste Nieuw-Guinea op en in 1962 droeg Nederland onder druk van de internationale gemeenschap en een dreigende oorlog met Indonesië Nieuw-Guinea de facto aan Indonesië over.

2022: Excuses Nederlandse regering voor slavernijverleden
Minister-president Mark Rutte biedt excuses aan voor het handelen van de Nederlandse staat in het verleden. Hij uitte zijn excuses in het Nationaal Archief in Den Haag in aanwezigheid van vertegenwoordigers van organisaties die zich sterk maken voor erkenning van de gevolgen van slavernij.

2022: Excuses Nederlandse regering voor geweld in Nederlands Indië
Premier Rutte biedt "diepe excuses" aan, aan de bevolking van Indonesië. Dit doet hij naar aanleiding van een rapport over geweld tijdens de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog (1945-1949). Hij voegt daaraan ook excuses toe aan iedereen in ons land die werd geraakt door het geweld.

Bronnen: Wikipedia, Rijksoverheid, NOS.
© 2020-2025 Gerke van der Zee